De Grote Markt – het hart van middeleeuws Brussel
Jego przepych świadczy o znaczeniu, jakie miała Bruksela wśród kupieckich miast północnej Europy. Pierwsza wzmianka o La Grand Place pochodzi z początku XII wieku. W 1695 roku to serce średniowiecznej Brukseli zostało zniszczone podczas trzydniowego bombardowania, jakiego dokonały wojska Ludwika XIV. Dzisiejszy rynek jest dokładną kopią tego sprzed bombardowania. La Grand Na przestrzeni wieków rynek zachował swój kształt oraz charakterystyczne cechy gotyckie i barokowe. Wszelkie prace konserwatorskie od XIX wieku prowadzone były z wielką dbałością o zachowanie oryginalnego wyglądu odnawianych budynków.
De unieke charme van La Grand Place en de aandacht die werd besteed aan het historische uiterlijk, resulteerden in de toevoeging van het plein aan de UNESCO-werelderfgoedlijst in december 1998. In de vroege middeleeuwen deed het plein dienst als marktplein, maar toen in 1444 het stadhuis werd gebouwd, werd het het hart van Brussel. Concurrerende gilden van laken- en fourniturenhandelaren, kruisboogschutters, kuipers, meubelmakers, brouwers en vlotters richtten hier specifieke symbolen van hun positie op, versierd met gouden gevels, puntgevels en uitgebreide beelden.
Hotel de Ville
Sinds de 15e eeuw domineert het de markt van Brussel. Slechts een eeuw eerder stonden er op deze plek houten huizen en herbergen. Naarmate de rijkdom en het belang van Brussel in middeleeuws Europa gestaag toenamen, ontstond de behoefte om een stadhuis te bouwen, de nieuwe zetel van het stadsbestuur. Het ontwerp en de uitvoering van het project werden toevertrouwd aan Jacques van Thienen. De werkzaamheden zijn in 1402 begonnen. In deze periode werd een klein stadhuis gebouwd (linkervleugel van het huidige gebouw). In 1444 begon de bouw van de rechtervleugel, die vijf jaar later werd voltooid. In het jaar 1454 werd een nieuwe klokkentoren gebouwd. De ontwerper van het project was architect Jan van Ruysbroeck.
Powstała strzelista, wysoka na 97 metrów wieża. Na jej szczyt prowadzi 420 schodów. Zdobi ją pozłacany posąg patrona Brukseli, św. Michała, walczącego z diabłem. 203 statuetki zdobiące ratusz dodano podczas restauracji przeprowadzonej w 1840 roku. Przedstawiają one postaci księżnych i książąt Brabancji panujących w latach 580-1564. Współcześnie ratusz jest siedzibą burmistrza miasta. Wnętrze można zwiedzać z przewodnikiem. Na pierwszym piętrze zwraca uwagę Sala Rady, w której odbywały się posiedzenia brukselskich cechów. Można tutaj podziwiać najsławniejsze brukselskie arrasy z XV, XVI i XVII wieku. W samym środku ratuszowego dziedzińca znajduje się punkt zero, od którego mierzy się wszystkie odległości w Belgi.
Huurkazernes gefinancierd door stadsgilden
Op het marktplein staan veel historische gebouwen. Op nummer één staat de Roi d'Espagne, zetel van het bakkersgilde. De naam is afkomstig van de Spaanse keizer Karel II, wiens buste op de gevel van het gebouw staat. Het lidmaatschap van het bakkersgilde wordt bevestigd door de allegorie van Kracht, Vuur, Water, Wind, Graan en Voorzichtigheid die op de balustrade is geplaatst. Volgens een oud gezegde moeten deze zes factoren samenwerken om het perfecte brood te krijgen. Het huurhuis werd gebouwd in 1697. Boven de ingang is een beeld van een heilige te zien. Aubert, beschermheilige van de bakkers. Het gebouw wordt bekroond door een koepel met daarop een gouden beeld. Tegenwoordig is het de thuisbasis van een van de populairste pubs, Le Roy d'Espagne.
Het hoofdkantoor van het kaarsenmakersgilde bevond zich op de nummers 2-3. Dit gebouw heet Maison de la Brouette. Boven de deur is een gouden kruiwagen te zien, die waarschijnlijk gebruikt werd voor het vervoeren van paraffine. Bovenop het gebouw staat een beeld van een heilige. Gilles, beschermheer van het gilde. Het werd in 1912 jaar geïnstalleerd. Tegenwoordig is er een stijlvol café gevestigd. De huizen met de nummers 4 en 5 overleefden het bombardement op 1695, dus hun lagere gevels bleven ongewijzigd. Gebouw nummer vier heet Maison du Sac en is rijkelijk versierd met prachtige ornamenten. Sinds 1444 is hier de zetel van de timmerlieden- en kuipersgilden gevestigd. Interessant zijn de karakteristieke steunen (pilasters en karyatiden), die de vorm aannemen van de afwerking van houten meubels. Het bovenste deel van het gebouw werd onder leiding van Antoon Pastorana in barokstijl herbouwd.
Gebouw nummer vijf is het Maison de la Louve, het voormalige hoofdkwartier van het boogschuttersgilde. Het werd gebouwd in 1690 volgens het ontwerp van Pieter Herbosch. Het is een prachtig voorbeeld van de fusie van elementen uit de Romeinse en Vlaamse architectuur. De naam van het gebouw is afkomstig van het bas-reliëf boven de ingang. Hierop is de legendarische wolvin afgebeeld die Romulus en Remus voedt. Op de tweede verdieping, tussen de ramen, staan allegorische beelden van Waarheid, Leugen, Vrede en Tweedracht. Op het fronton bevindt zich een bas-reliëf waarop Apollo een python schiet. Op de top van het gebouw staat een afbeelding van een feniks, een symbool van onsterfelijkheid.
Maison du Renard – een barokke gevel en een allegorie op de vier continenten
Maison du Cornet is gebouw nummer zes. Sinds 1434 is hier de zetel van het vlotgilde gevestigd. Het huidige uiterlijk werd ontworpen door Antoon Pastoran in 1697. De voorgevel van het gebouw doet denken aan de achtersteven van een schip. Op het medaillon staat de Spaanse vorst Karel V afgebeeld. Ernaast bevindt zich een kompasroos, een symbool voor zeelieden.
Het huis op nummer zeven is Maison du Renard. Voormalige zetel van het fourniturengilde. Het huidige uiterlijk van de gevel is het werk van Cornelle van Nerven en werd gemaakt in 1699. Het is een prachtig voorbeeld van Vlaamse barok, met zichtbare invloeden van Lodewijk XIV. De naam van het gebouw is afkomstig van het beeld van een gouden vos dat boven de ingang staat. Boven zijn er rijke bas-reliëfs van cherubijnen te zien, vergezeld door fournituren. Op de tweede verdieping bevindt zich een allegorie van de gerechtigheid, vergezeld door vier beelden die de continenten symboliseren. Bovenop het gebouw staat een beeld van Sint-Nicolaas, de beschermheilige van het gilde.
Het huis op nummer zeven is Maison du Renard. Voormalige zetel van het fourniturengilde. Het huidige uiterlijk van de gevel is het werk van Cornelle van Nerven en werd gemaakt in 1699. Het is een prachtig voorbeeld van Vlaamse barok, met zichtbare invloeden van Lodewijk XIV. De naam van het gebouw is afkomstig van het beeld van een gouden vos dat boven de ingang staat. Boven zijn er rijke bas-reliëfs van cherubijnen te zien, vergezeld door fournituren. Op de tweede verdieping bevindt zich een allegorie van de gerechtigheid, vergezeld door vier beelden die de continenten symboliseren. Bovenop het gebouw staat een beeld van Sint-Nicolaas, de beschermheilige van het gilde.
Maison de l'Etoile – het kleinste huurhuis met een rijke geschiedenis
Numer osiem nosi najmniejsza kamienica na rynku Maison de l'Etoile. Pierwsza wzmianka o budynku pochodzi z XIII wieku. Wtedy to pełnił on funkcję siedziby reprezentanta królewskiego, a potem magistratu. Pod arkadami budynku znajduje się pomnik konającego radcy brukselskiego Everaerda t'Serclaesa, który napadnięty przez siepaczy Pana Gaasbeeka, zmarł w tym miejscu 31 marca 1388 roku. Według starej legendy, dotknięcie prawego ramienia bohatera gwarantuje szczęście i miłość w następnym roku. Obok, pod arkadami, znajduje się tablica pamiątkowa poświęcona merowi Brukseli Charlesowi Bulsowi.
Maison du Cygnes, ofwel het Zwanenhuis, is nummer 9. Dit gebouw werd in de 15e eeuw gebouwd. De naam is afkomstig van het enorme beeld van een zwaan met gespreide vleugels dat boven de ingang is geplaatst. Oorspronkelijk was er een cabaretzaal gevestigd. Tijdens het beleg en de beschietingen in 1695 werd het gebouw verwoest. Het werd herbouwd in de stijl van de Vlaamse barok. In het jaar 1720 kocht het ambachtsgilde het gebouw en vestigde er zijn hoofdkantoor. Marx en Engels schreven hun beroemde werk Manifest op de begane grond van het gebouw. In 1885 werd hier de Belgische Arbeiderspartij opgericht. Tegenwoordig is er een exclusief restaurant gevestigd.
Maison de l'Arbre d'Or werd in de 15e eeuw gebouwd als een houten gebouw. Honderd jaar later werd het gekocht door het brouwersgilde, dat het nog steeds bezit. In de 17e eeuw, volgens het ontwerp van Willem de Bruyn, werd de huidige vorm van het gebouw gecreëerd. Boven het fronton van het huis is een gouden silhouet met een speer. Het is een standbeeld van Karol Lotaryński, die de vorige figuur van de stadsbestuurder van Habsburg verving. In de kelder van het gebouw bevindt zich het brouwmuseum (Musée des Brasseurs Belges).
Maison de Pigeon – een toevluchtsoord voor Victor Hugo
Aan de oostzijde staat een gebouw met een uniforme gevel, waardoor de indruk ontstaat dat het om één groot woonhuis gaat. In de middeleeuwen was het een kasteel van de familie Meynaert. Eén gemeenschappelijke gevel voor gildehuizen met nummer 13-19 werd gebouwd na de verwoesting in 1695. Het gebouw heet Maison des Ducs de Brabant. Op de smalle pilasters bevinden zich bustes 19 van de hertogen van Brabant. In gebouw 15 was het gilde van de doodgravers gevestigd, en in 16 de kamer van de molenaars. Gebouwnummer 17 behoort tot het gilde van rijtuigfabrikanten.
Maison de Tailleurs pod numerami 24-25 to budynek z 1697 roku, zaprojektowany w stylu włoskiego baroku przez architekta W. de Bruyna. Nad wejściem do budynku znajduje się popiersie św. Barbary, na samym szczycie fasady stoi kamienny posąg św. biskupa Bonifacego, patrona cechu. Numery 26-27 to Maison de Pigeon, od 1553 roku siedziba cechu malarzy. Parter budynku wykonano w stylu gotyckim, a od pierwszego piętra widać elementy renesansowe. Wiktor Hugo schronił się tutaj, gdy musiał uciekać z Francji przed Napoleonem III. Napisał tu nowelę Mały Napoleon. Pod numerem 28 powstała prywatna kamienica według projektu Jackoba Walkiersa, która zachowała się w oryginalnym kształcie do dziś.
Naprzeciwko ratusza stoi potężny Maison du Roi (flam. Broodhuis). Dom ten powstał w 1406 roku jako siedziba cechu piekarzy. Następnie budynek zaadaptowali hrabiowie burgundzcy na urząd poborcy podatkowego. W 1515 roku A. Keldermans i Hendrik van Pede zbudowali dla króla okazałą budowlę w stylu późnego gotyku. W 1695 roku budynek został poważnie uszkodzony. Odbudowano go dopiero w 1896 roku w stylu neogotyku, według projektu Wiktora Jamaera. W XIX wieku w budynku powstało Muzeum miejskie (Musee de la Ville Bruxells). Na trzech poziomach prezentowana jest tutaj historia miasta. Wystawiane są wspaniałe rzeźby, gobeliny, ryciny, obrazy oraz meble. Znajduje się tutaj również oryginalny Manneken Pis oraz kolekcja około 880 strojów, w które jest ubierany. W muzeum prezentowany jest również obraz Pietera Breughla starszego Chłopskie wesele.